Op een avond om een uur of half elfnLiep ik wat te wandelen met mezelfnEn de mensen van een nette nieuwe wijknZag ik zitten huis aan huis aan huis aan huis te kijknUitgeteld en uitgezakt en uitgepraatnEn ik dacht: Als nu de wereld eens vergaatnIs er niemand die het in de gaten heeftnWant ze zitten aan de beeldbuis vastgekleefdnnDe televisie staat nog aannMaar de wereld is vergaannNu is het hier een poppenkraamnMet dooien achter het raamnnOp een avond komt ons hele volkje omnNiet door kwik of door vergif, of door de bomnMaar door een slaapdrank die een vreemde mogendheid over de beeldbuis en het avondblad verspreidnEr is een dronk vol pessimisme in de maaknOpportunisme daaraan toegevoegd naar smaaknEn wat cynisme, ja een korreltje of drienEn wat racisme na een borreltje of driennEn als de wereld is vergaannDan blijft de televisie aannDan is het hier een poppenkraamnMet dooien achter het raamnnIedere woning is opeens een glazen kistnWaar men het leven en de liefde niet meer mistnWaar men geen plaat beluistert en geen boek meer leestnWaar slechts gemompeld wordt: Ik ben al geweestnDaar is geen mens meer die nog ooit de straat op gingnDaar is geen vreugde meernEn geen bewonderingnDaar is geen hartstocht meernEn zelfs niet eens meer angstnDaar hangt het spreekwoordnDood zijn duurt het langstnnEn als de wereld is vergaannDan blijft de televisie aannDan is het hier een poppenkraamnMet dooien achter het raam nnnnEn als de wereld is vergaannDan blijft de televisie aannDan is het hier een poppenkraamnMet dooien achter het raam nnnnEn als de wereld is vergaannDan blijft de televisie aannDan is het hier een poppenkraamnMet dooien achter het raam ...